Onderzoek RIVM naar cumulatieve blootstelling
GEEN GEZONDHEIDSRISICO’S VOOR DE NEDERLANDSE BEVOLKING
Bij de consumptie van voedsel worden we blootgesteld aan de resten van meerdere gewasbeschermingsmiddelen tegelijk. Het RIVM heeft onlangs onderzoek gedaan naar die gelijktijdige blootstelling. Daarbij heeft het zich gericht op de groep middelen die effecten kunnen hebben op het zenuwstelsel. De conclusie: bij deze groep middelen is er geen gezondheidsrisico voor de Nederlandse bevolking. Onderzoeker Esther de Jong geeft een nadere toelichting.
Herhaling van een eerder onderzoek
"Het RIVM heeft dit onderzoek eerder gedaan, namelijk in 2020. Dat onderzoek is toen gedaan op basis van monitoringgegevens uit de periode 2016-2018. De conclusie was destijds ook dat er geen veiligheidsrisico was. Maar omdat de hoeveelheid residuen op voedingsproducten kan veranderen in de loop van de tijd, heeft het ministerie van VWS het RIVM gevraagd om het onderzoek te herhalen. Daarbij hebben we ons gebaseerd op gegevens uit de periode 2019-2021", vertelt toxicoloog Esther de Jong. Zij is werkzaam bij het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) als projectcoördinator gewasbeschermingsmiddelen en als wetenschappelijk medewerker.
Het onderzoek betreft een risicobeoordeling die zich richt op gelijktijdige blootstelling aan werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen. Een andere benaming voor gelijktijdige blootstelling is cumulatieve blootstelling. In de media wordt ook gesproken over mogelijke 'cocktail-effecten'. Een samenvatting van het onderzoek is hier te vinden.
Esther de Jong, RIVM: "Het ministerie van VWS heeft het RIVM gevraagd het onderzoek van 2020 te herhalen."
Cumulatieve stofgroepen, vastgesteld door EFSA
Vanuit de samenleving wordt aandacht gevraagd voor de cumulatieve blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen. Daar wordt door de overheid gehoor aan gegeven, en dat heeft er onder meer toe geleid dat de Europese voedselveiligheidsautoriteit EFSA hier onderzoek naar doet. Op basis van dit onderzoek stelt EFSA zogeheten cumulatieve stofgroepen vast. Dit zijn groepen van stoffen met overeenkomstige effecten in het menselijk lichaam. Op het moment van het RIVM-onderzoek had EFSA inmiddels twee cumulatieve stofgroepen vastgesteld: voor mogelijke effecten op de schildklier en voor mogelijke effecten op het zenuwstelsel. In de toekomst volgen nog meer groepen.
"EFSA reikt gegevens aan om te kunnen rekenen aan die cumulatieve blootstelling", legt Esther de Jong uit. "Die gegevens hebben wij uiteraard gebruikt. Daarnaast heeft het RIVM in samenwerking met Biometris zelf een rekenmodel voor cumulatieve blootstelling ontwikkeld. Verder hebben we monitoringgegevens van de Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA) gebruikt. Dat betreft gegevens over de hoeveelheid residuen van gewasbeschermingsmiddelen in en op Nederlands voedsel. Tezamen met dieetgegevens van meerdere leeftijdsgroepen hebben we hiermee een goed beeld in welke mate Nederlandse consumenten aan middelen uit een specifieke stofgroep worden blootgesteld."
Stofgroep die inwerkt op zenuwstelsel
Omdat EFSA twee cumulatieve stofgroepen heeft vastgesteld (schildklier en zenuwstelsel), zou het logisch zijn dat beide groepen in het onderzoek zijn meegenomen. "Maar voor de schildklier bleek het cumulatieve risico veel lager te liggen dan voor het zenuwstelsel. Daarom is in dit onderzoek alleen het zenuwstelsel meegenomen", vertelt Esther de Jong.
Om te komen tot een goede risicobeoordeling, zijn de gewasbeschermingsmiddelen die inwerken op het zenuwstelsel verdeeld in twee groepen:
Groep 1: middelen die kortdurende effecten teweeg kunnen brengen op het doorgeven van signalen in het zenuwstelsel (overstimulatie), via zogeheten neuro-chemische effecten.
Groep 2: middelen die kortdurende effecten kunnen hebben op het deel van het zenuwstelsel dat het bewegingsapparaat aanstuurt.
Groep 1 telt 47 gewasbeschermingsmiddelen en groep 2 telt er 100. Alle middelen van groep 1 vallen ook in groep 2. Dus groep 2 bestaat uit 47 stoffen die in groep 1 en 2 vallen, en 53 stoffen die alleen in groep 2 vallen.
Vooral gekeken naar mensen met hoge blootstelling
Voor beide groepen gewasbeschermingsmiddelen is berekend hoe groot de cumulatieve blootstelling per dag is onder de Nederlandse bevolking. "Dit hebben we gedaan door de Nederlandse voedselconsumptiegegevens en de gegevens over de hoeveelheid middelen op Nederlands voedsel in één analyse samen te voegen", licht Esther de Jong toe. "Hierbij kijken we vooral naar mensen met een hoge blootstelling, doordat zij bijvoorbeeld grote porties eten van producten die residuen van gewasbeschermingsmiddelen bevatten, of doordat zij producten eten die naar verhouding meer residuen bevatten. Zo berekenen we wat 99,9 procent van bevolking maximaal dagelijks binnen krijgt aan residuen van de twee onderzochte groepen middelen. Dit is dan de maximale cumulatieve blootstelling."
Deze waarde wordt vervolgens gebruikt als bovengrens om te bepalen of er een gezondheidsrisico is voor die 99,9 procent van de bevolking. De maximale cumulatieve blootstelling voor die 99,9 procent is berekend voor vier leeftijdsgroepen: 1 t/m 6-jarigen, 7 t/m 17-jarigen, 18 t/m 64-jarigen en 65 t/m 79-jarigen.
Rekenen met weegfactoren
Tot zover de mate van blootstelling, op basis van residugegevens en dieetgegevens. Hoe maak je vervolgens de stap naar een risicobeoordeling?
"EFSA heeft voor iedere stof in de stofgroep aangegeven in welke mate deze kan inwerken op het zenuwstelsel en daar een soort weegfactor aan gegeven, waarmee we kunnen rekenen aan cumulatieve blootstelling", legt Esther de Jong uit. "Die weegfactor noemen wij 'relatieve potentiefactor'. Er wordt een indexstof gekozen, die een factor 1 krijgt in de berekening van het risico. Is een stof minder schadelijk, dan krijgt het een factor kleiner dan 1, bijvoorbeeld 0,8 of 0,6, zoals aangegeven door EFSA. Is een stof schadelijker, dan krijgt het een factor groter dan 1. Je berekent het gezamenlijke effect bij cumulatieve blootstelling op basis van een optelsom, waarbij iedere betrokken stof een eigen weging krijgt op basis van de genoemde relatieve potentiefactor."
Het effect bij cumulatieve blootstelling wordt berekend op basis van een optelsom, waarbij iedere betrokken stof een eigen weging krijgt.
Blootstellingsmarge oftewel Margin of Exposure (MoE)
De 'optelsom' zoals hiervoor beschreven resulteert in een waarde, maar daarmee is de risicobeoordeling nog niet klaar. "Bij een dergelijke risicobeoordeling wordt ook een veiligheidsmarge ingebouwd. We verwachten geen nadelige effecten van blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen als deze blootstelling tenminste 100 keer lager is dan de hoogste waarde in een dierproef waarin géén gezondheidseffecten zijn waargenomen. We noemen deze marge de blootstellingsmarge of Margin of Exposure (MoE). Indien de cumulatieve blootstelling van 99,9 procent van de bevolking een MoE van 100 of hoger heeft, nemen we aan dat er geen sprake is van een gezondheidsrisico."
Geen gezondheidsrisico
Tot zover een beknopte uiteenzetting van de opzet van het onderzoek en de wijze van berekenen. Wat zijn nu de uitkomsten van het onderzoek?
"Uit de berekeningen blijkt dat er voor de twee onderzochte stofgroepen geen gezondheidsrisico is voor de Nederlandse bevolking", aldus Esther de Jong. "Voor groep 1 van de stoffen is de MoE groter dan 300, voor alle leeftijdsgroepen. Voor groep 2 is de MoE groter dan 500, ook voor alle leeftijdsgroepen."
De mate van bijdrage aan de cumulatieve blootstelling verschilt per combinatie van voedingsmiddel en werkzame stof. Ook zijn er verschillen per leeftijdsgroep. Meer gedetailleerde informatie hierover vindt u in de samenvatting van het RIVM, die ook weer verwijst naar diverse annexen met nog meer details.
"Overigens valt op dat de nu berekende MoE's lager zijn dan in het onderzoek van 2020", merkt Esther de Jong op. "Dat betekent dat de cumulatieve blootstelling aan de onderzochte stoffen lager is dan in de vorige periode."
Veiligheidskaart: de grijze balk toont dagelijkse cumulatieve blootstelling van 99,9 procent van de Nederlandse bevolking voor groep 1 in de leeftijdsgroep van 1 t/m 6 jarigen. De lijn bij de pijl geeft de veilige marge van 100 tussen de dagelijkse cumulatieve blootstelling en de veilige blootstelling aan.
Het onderzoek van EFSA naar cumulatieve blootstelling en de risico's daarvan gaat door.
Nieuwe cumulatieve stofgroepen zullen volgen
Het hier beschreven onderzoek richt zich specifiek op de cumulatieve blootstelling aan twee stofgroepen, die beide inwerken op het zenuwstelsel. Wederom is vastgesteld is dat er geen gezondheidsrisico is. Maar hoe zit het met residuen van andere gewasbeschermingsmiddelen? "Het onderzoek van EFSA naar cumulatieve blootstelling en de risico's daarvan gaat door", weet Esther de Jong. "Er zullen meer cumulatieve stofgroepen door EFSA worden gepubliceerd. Aan de stofgroepen voor de schildklier en het zenuwstelsel heeft EFSA onlangs een nieuwe stofgroep toegevoegd: aangeboren afwijkingen in het aangezicht. Er zullen meer volgen. Deze groepen kunnen dan ook meegenomen worden in onderzoeken van het RIVM naar de risico's van cumulatieve blootstelling specifiek voor de Nederlandse bevolking."
En het milieu dan?
De resultaten van het hier beschreven onderzoek naar cumulatieve blootstelling worden door LNV-minister Piet Adema genoemd in een brief aan de Tweede Kamer van 23 december 2022. Daarbij tekent de minister aan dat hij het belangrijk vindt dat de hiervoor gehanteerde methodiek aan de meest recente wetenschappelijke inzichten voldoet. En dat hij daarom de financiële ondersteuning voor de doorontwikkeling van de methodiek heeft verlengd tot 2024.
In diezelfde brief constateert de minister dat er voor het milieu nog geen soortgelijke methodieken zijn, en dat hij er bij de Europese Commissie regelmatig voor pleit om dergelijke methodieken te ontwikkelen. Inmiddels heeft EFSA hiervoor een 'roadmap' ontwikkeld en gepubliceerd. Dit is het zogeheten European Partnership for next generation, systems-based Environmental Risk Assessment, kortweg PERA. Deze risicobeoordeling van ecotoxicologische, cumulatieve effecten gaat breder dan alleen gewasbeschermingsmiddelen, en betreft ook andere stoffen die een risico kunnen zijn voor het milieu. De publicatie van EFSA hierover (van 11 augustus 2022) vindt u hier.
Voor nog meer achtergrondinformatie (van EFSA):