Synthetische middelen: nog steeds belangrijke basis
VERTRAGING TOELATINGSBEOORDELING REMT INNOVATIE
De meeste oorspronkelijke producten van de bij CropLife NL aangesloten bedrijven betreft chemische gewasbeschermingsmiddelen, oftewel synthetische middelen. Inmiddels brengen de CropLife NL-bedrijven ook een groot aantal biologische middelen op de markt. Tegelijk blijven synthetische middelen een belangrijke basis, stelt Arjan de Bever, voorzitter van de Werkgroep Markttoegang van CropLife NL. Een gesprek over toelatingsbeoordeling, Ctgb, innovatie en precisietoepassing, en tevens een kennismaking met Arjan zelf.
In dertig jaar veel veranderd
Toen Arjan de Bever in 1994 afstudeerde in Wageningen, waren vrijwel alle gewasbeschermingsmiddelen die op markt waren synthetisch. "Mijn afstudeeropdracht ging over de inzet van biologische bestrijders tegen de schimmelziekte Verticillium dahliae in paprikaplanten. De docent bij wie ik destijds afstudeerde, kon zich toen niet voorstellen dat biologische middelen ooit een serieuze plek zouden krijgen in het pakket gewasbeschermingsmiddelen."
We zijn nu bijna dertig jaar verder en inmiddels zijn er veel biologische middelen op de markt. "Dat is wel iets waar ik destijds als student op hoopte", vertelt Arjan. "Desalniettemin spelen synthetische middelen nog steeds een belangrijke rol in het gezond houden van gewassen. Deze zijn nog steeds nodig. Wel vind ik, en uiteraard ook CropLife NL, dat alle gewasverzorgingsproducten veilig moeten zijn en verantwoord gebruikt moeten worden. En dat ze alleen daar terecht moeten komen waar ze bedoeld zijn. Aan beide voorwaarden wordt voldaan als gewasbeschermingsmiddelen zijn beoordeeld door de EFSA en het Ctgb, en volgens de voorschriften worden gebruikt."
Van tropen naar gewasbescherming
Na een studie tropische landbouw in Deventer, gevolgd door een studie plantenziektekunde in Wageningen, startte Arjan in 1998 bij CropLife NL-deelnemer BASF. "Daar deed ik de technische ondersteuning van de veldproeven. Eind 2001 werd ik registratiefunctionaris. Ik ben in die functie opgeleid door collega Klaas Jilderda, een uitstekende leermeester. In 2014 werd ik verantwoordelijk voor de afdeling registratie, en in 2021 kwam daar België bij."
In 2019 werd Arjan voorzitter van de toenmalige Landbouwcommissie van CropLife NL. Inmiddels is deze vervangen door de Werkgroep Markttoegang en de Werkgroep Biologische Gewasbeschermingsmiddelen en Biostimulanten. Van laatstgenoemde werkgroep is Mari Marinussen de voorzitter.
Arjan de Bever, voorzitter van de Werkgroep Markttoegang van CropLife NL.
Wat zijn synthetische middelen?
Synthetische gewasbeschermingsmiddelen worden ook wel chemische gewasbeschermingsmiddelen genoemd, zowel binnen als buiten de sector. Maar hoe zit dat nu precies? Zijn chemisch en synthetisch hetzelfde? Of zijn er verschillen? En hoe staat dit ten opzichte van biologische middelen?
"Niet alle chemische middelen zijn synthetische middelen", legt Arjan uit. "Onder chemische stoffen zijn er verbindingen die ook in de natuur kunnen voorkomen. Maar eigenlijk is alles chemie, uiteraard. Van synthetische stoffen kun je zeggen dat die niet oorspronkelijk in de natuur voorkomen. Het zijn niet van nature voorkomende moleculen, maar nieuwe moleculen, die door een chemisch proces tot stand zijn gekomen. In de biologische landbouw worden overigens ook chemische middelen gebruikt, bijvoorbeeld bepaalde koperverbindingen. Maar synthetische middelen zijn in de biologische teelt verboden."
Het ligt nog wat genuanceerder, als we naar biologische middelen kijken. "Biologische middelen zijn middelen van natuurlijke oorsprong. Maar het kunnen ook middelen zijn waarvan de actieve stof een kopie is van een natuurlijke stof. Deze actieve stof kan zijn geproduceerd door middel van synthese. Dat is dus eigenlijk een synthetische stof. Maar omdat het een kopie is van de natuurlijke stof, wordt het toch als biologisch middel beschouwd. Daarnaast zijn er nog actieve stoffen die worden geproduceerd door middel van fermentatie, een natuurlijk proces. Ook deze beschouwen we als biologisch."
En als we het scherp willen definiëren? "Dan zijn synthetische gewasbeschermingsmiddelen middelen op basis van een actieve stof die volledig gesynthetiseerd is en waarvan het molecuul niet voorkomt in de natuur."
Naast synthetische middelen kunnen ook veel biologische middelen met een reguliere veldspuit worden toegepast.
Laag-risico middelen
We maken een kort uitstapje naar laag-risico middelen. Dit zijn gewasbeschermingsmiddelen waarvan de actieve stof is geclassificeerd als laag-risico. De meeste biologische middelen zijn laag-risico, maar niet allemaal. Ook zijn er synthetische middelen die laag-risico zijn.
Arjan maakt een kanttekening: "Een middel is niet per se laag-risico als de actieve stof laag-risico is. Zo zijn er biologische middelen op basis van een schimmel, die sensibiliserend kunnen zijn als je daarmee in aanraking komt. De toepasser moet dan beschermende kleding dragen en een masker. Maar vanuit milieuoogpunt kan zo'n middel wel laag-risico zijn."
Toelating van middelen: Nederland vrij uniek
Als het gaat om de toelating van gewasbeschermingsmiddelen, neemt Nederland binnen Europa om meerdere redenen een vrij unieke positie in. Arjan legt uit: "Sinds de eerste helft van de jaren negentig is de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (en biociden) ondergebracht bij het Ctgb. Voor die tijd werd de toelating verzorgd door de ministeries. Het Ctgb is een zelfstandig bestuursorgaan. Dat is vrij uniek in Europa. In de meeste andere lidstaten is de toelatingsautoriteit verbonden aan één of meerdere ministeries."
Een belangrijk gevolg van deze constructie is dat het Ctgb financieel onafhankelijk opereert. Daarom hanteert het voor de toelatingsbeoordeling tarieven, die in rekening worden gebracht bij de toelatingsaanvragers. "Dat zijn aanzienlijke bedragen, op basis van uurtarieven. Er is een starttarief van 60.000 euro. Maar als een toelatingsprocedure tijdrovend blijkt, kan het uiteindelijke bedrag soms oplopen tot enkele tonnen. In België bijvoorbeeld betaalt de aanvrager een vast bedrag van 6.000 euro, ongeacht de omvang van de beoordeling. Daar wordt de toelatingsprocedure voor een belangrijk deel door de overheid betaald."
Het Ctgb is een zelfstandig bestuursorgaan. Dat is vrij uniek in Europa.
Geen invloed op uitkomst beoordeling
Dat een toelatingsprocedure zo'n kostbare aangelegenheid is, kan remmend werkend op innovatie, merkt Arjan op. "Er zijn veel kleinere bedrijven die biologische middelen ontwikkelen. Voor deze bedrijven zijn kostbare toelatingsprocedures eigenlijk niet op te brengen. Zeker als je bedenkt dat er ook kosten zijn voor de Europese goedkeuring van de actieve stof, voordat je het nationale toelatingstraject in kunt."
Vanuit sommige hoeken komt wel eens kritiek op deze Nederlandse constructie, in de zin van 'wie betaalt, die bepaalt'. Met andere woorden: doordat de toelatingsaanvrager betaalt voor de toelating, kan deze invloed uitoefenen op de uitkomst. "Dat is absoluut niet het geval", benadrukt Arjan. "Het Ctgb baseert zijn toelatingsbeoordeling op afgesproken wetenschappelijke criteria. En onze ervaring is dat het daarbij uiterst zorgvuldig te werk gaat. Het Ctgb motiveert zijn beoordelingen, en de daarbij gemaakte keuzes, en die zijn ook in te zien."
De onderzoekskosten voor een toelating zijn voor kleinere bedrijven die groene middelen op de markt brengen eigenlijk niet op te brengen.
Ctgb heeft aanzien in Europa
Binnen Europa geniet het Ctgb aanzien als toelatingsautoriteit.
Als toelatingsautoriteit geniet het Ctgb aanzien in Europa. Dat is volkomen terecht, stelt Arjan. "De mensen die er werken, zijn zeer deskundig. Daarnaast is het Ctgb, evenals de Duitse toelatingsautoriteit, een koploper in Europa. Beide instituten onderzoeken voortdurend nieuwe methodieken om middelen te beoordelen. Ze hebben het lef om zulke dingen op te pakken. Het Ctgb is tevens een instituut dat binnen Europa vaak gevraagd wordt om actieve stoffen te beoordelen."
De zorgvuldigheid waarmee het Ctgb te werk gaat, heeft wel een keerzijde, vindt Arjan. "De beoordelingstrajecten zijn vaak tijdrovend, zowel in het aantal bestede uren als in de totale duur van een traject. Mede daardoor worden de wettelijke termijnen voor een toelatingsbeoordeling bij lange na niet gehaald. Sommige trajecten duren meerdere jaren. Eigenlijk zou je dat als toelatingsaanvrager niet moeten accepteren. Maar het Ctgb heeft nu eenmaal een monopoliepositie als het gaat om toelatingsbeoordelingen. Dus je hebt als aanvrager geen andere keuze dan je erbij neer te leggen."
Capaciteitsprobleem bij Ctgb
Een andere oorzaak van het voortdurend overschrijden van de wettelijke termijnen, is een tekort aan capaciteit bij het Ctgb. Dat geldt overigens voor vrijwel alle toelatingsautoriteiten in Europa. "Het capaciteitstekort is een probleem waar het Ctgb al jaren mee kampt", weet Arjan. "Dat komt mede door het feit dat de Europese toelatingseisen steeds strenger zijn geworden, waardoor de toelatingsdossiers veel uitgebreider zijn dan een aantal jaren geleden. Het Ctgb heeft de afgelopen twintig jaar fors uitgebreid, maar het tekort is er nog steeds. Als gewasbeschermingsbedrijven begrijpen wij dat dit een lastige kwestie is. Je hebt gekwalificeerde mensen nodig en de interne opleiding voor dit werk vergt een jaar."
Wat ook meespeelt, is dat het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie is gestapt. "De Engelse toelatingsautoriteit deed veel beoordelingen van actieve stoffen. Een groot deel van dat werk is nu overgenomen door het Ctgb."
Rem op innovatie en verduurzaming
Die vertragingen in de toelatingsbeoordeling (en op Europees niveau de beoordeling van actieve stoffen) zijn ongunstig voor de gewenste verduurzaming van de land- en tuinbouw, stelt Arjan. "Het remt innovatie. De gewasbeschermingsbedrijven zijn volop bezig met de ontwikkeling van laag-risico middelen en biologische middelen. Door het trage toelatingsproces duurt het lang voordat deze innovatieve middelen ter beschikking komen aan telers. Bovendien kampen telers met een krimpend middelenpakket." Zie ook recent artikel over de suikerbietenteelt en eerder artikel over het krimpend middelenpakket.
Het trage toelatingsproces remt innovatie ook indirect: "Doordat het langer duurt voordat een bedrijf een nieuw middel op de markt kan brengen, duurt het ook langer voordat er inkomsten van zijn. En dat kan weer ten koste gaan van het R&D-budget."
De vertragingen in de toelatingsbeoordeling zijn ongunstig voor de gewenste verduurzaming van de land- en tuinbouw.
Waardering voor het Ctgb
Wat CropLife NL en haar deelnemers waarderen, is dat het Ctgb veel investeert in kennisuitwisseling. "Het Ctgb organiseert regelmatig kennisbijeenkomsten. Bijvoorbeeld vorig jaar over de beoordeling van micro-organismen en over bedekte teelten. Soms zijn de bijeenkomsten voor alleen toelatingsaanvragers, soms voor meerdere stakeholders en soms ook Europees. Samen met Artemis draag ik namens CropLife NL onderwerpen aan voor deze kennisbijeenkomsten. Veel van dergelijke bijeenkomsten gaan over het verbeteren van de toelatingsdossiers door de aanvragers, wat bijdraagt aan een snellere en efficiëntere beoordeling."
Een recente kennisbijeenkomst ging over de beoordeling van gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot precisietoepassing. "Daar waren veel stakeholders vanuit diverse organisaties bij aanwezig. Het is een thema dat steeds belangrijker wordt. Precisietechnieken zijn in opmars en kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan verduurzaming van de land- en tuinbouw. Wel is de toelatingsbeoordeling van middelen voor precisietoepassing complexe materie. Het siert het Ctgb dat het hier volop in investeert."
Precisietechnieken zijn in opmars en kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming van de land- en tuinbouw.