Hoe nu verder met gewas­bescherming?

IN EEN DYNAMISCH POLITIEK VELD, ZOWEL EUROPEES ALS NATIONAAL

Het Nederlandse gewasbeschermingsbeleid is vastgelegd in de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 en het daarbij behorende Uitvoeringsprogramma. Intussen zijn er allerlei ontwikkelingen in en rond de land- en tuinbouw, zeker in het Europese en nationale politieke veld, die hierop van invloed zijn. Hoe nu verder met gewasbescherming? Een gesprek hierover met Wouter Bulk, één van de leden van de commissie Public & Governmental Affairs van CropLife NL.

Naar weerbare planten en teeltsystemen

Tijdens de vorige kabinetsperiode is hard gewerkt aan een eenduidige beleidsaanpak voor gewasbescherming. Er kwam een Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Daarin wordt gestreefd naar weerbare planten en teeltsystemen, 'waardoor ziekten en plagen veel minder kansen krijgen en het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zoveel mogelijk kan worden voorkomen'.

De Toekomstvisie gewasbescherming 2030 werd vertaald naar een zestig pagina's tellend Uitvoeringsprogramma, met alle hoofdrolspelers aan tafel, waaronder CropLife NL. 'Aan de slag' was het credo. Iedereen is gemotiveerd en de eerste resultaten zijn inmiddels bereikt.

Nu, twee jaar later, is er veel veranderd. De Europese Unie lanceerde bijvoorbeeld haar Farm to Fork strategie, met onder meer vergaande reductiedoelstellingen ten aanzien van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De Toekomstvisie gewasbescherming 2030 kent geen specifieke reductiedoelstellingen voor gebruik, maar heeft de volgende drie strategische doelen:

  • Plant- en teeltsystemen zijn weerbaar.
  • Land- en tuinbouw en natuur zijn met elkaar verbonden.
  • Nagenoeg zonder emissies naar het milieu en nagenoeg zonder residuen op producten.

Effect van nieuwe teeltmethoden

Wouter Bulk

Bij het opstellen van het Uitvoeringsprogramma voor de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 is ingezet op effectieve oplossingen, vermindering van de milieubelasting en het verbinden van landbouw met de natuur.

"CropLife NL onderschrijft deze inzet", zegt Wouter Bulk, werkzaam bij bij Certis Belchim en lid van de commissie Public & Governmental Affairs van CropLife NL. "In de praktijk van de land- en tuinbouw komt het gebruiksvolume tot stand door een complexe mix van weersomstandigheden, teeltareaal, gewaskeuze door telers, dosering van de gebruikte middelen, en teeltmethoden. Weersomstandigheden beïnvloeden vooral het gebruiksvolume op de korte termijn. Het effect van nieuwe teeltmethoden wordt pas duidelijk op langere termijn. Dat effect moet dan worden vastgesteld op basis van meerjarige gemiddelden, na een grondige analyse van de effecten van verschuivingen in het areaal en in het middelenpakket."

Veel factoren van invloed op middelengebruik

"We zien regelmatig dat er Kamerleden zijn die het middelengebruik vergelijken met het voorgaande jaar en daar een oordeel aan verbinden", constateert Wouter. "Dat gebeurde ook weer tijdens de vergadering van 8 juni van dit jaar van de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Tweede Kamer."

Met enkele voorbeelden illustreert Wouter dat verschillen in gebruik tussen jaren niet per se een trend aangeven. "Biologische middelen bijvoorbeeld hebben een hogere dosering. Een nat seizoen leidt tot meer phytophthora-druk, met meer bespuitingen in een groot gewas als aardappelen. Ook als bijvoorbeeld groenbemesters verplicht worden gesteld, zien we dat terug in de cijfers. Trends in middelengebruik kun je alleen afleiden uit meerdere jaren, op basis van een grondige analyse."

De commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van de Tweede Kamer tijdens haar vergadering op 8 juni 2022.

Verduurzamen door geïntegreerd telen

"Wat mij verder opvalt, is dat de verhoudingen in de Tweede Kamer verhard lijken, ook als het gaat om gewasbescherming", vervolgt Wouter. "Terwijl iedereen een verdere verduurzaming wil bereiken, met minder input, minder milieubelasting en de zekerheid van gezond, veilig en betaalbaar voedsel. Daarover is consensus. Maar niet over hoe we dat willen bereiken. De oplossing zal altijd uit een geïntegreerde benadering moeten komen, waar zwart-wit denken geen oplossing zal bieden."

Wouter omschrijft geïntegreerd telen als volgt: "De beschikbare maatregelen en middelen zo slim mogelijk inzetten, om de teler een rendabele teelt te bieden én het milieu zoveel mogelijk te ontzien. Waarbij dat laatste kan bijdragen aan verbetering van de biodiversiteit."

Geïntegreerd kijken, streven naar balans

Wil je de land- en tuinbouw verduurzamen, dan moet je niet alleen geïntegreerd telen, maar ook geïntegreerd kijken, pleit Wouter. "Het verbieden van middelen zou niet zo voorop moeten staan. Het gaat immers om het streven naar zo min mogelijk negatieve effecten. Daarbij moet je afwegingen maken, zoals een boer dat ook voortdurend doet. Ongeacht of je gangbaar, biologisch of iets daar tussenin teelt: er is altijd een impact op de omgeving. De onkruidbrander van de biologische teler leidt tot minder biodiversiteit en geeft CO2. En hoe verhoudt zich dat tot de ongewenste effecten van gewasbeschermingsmiddelen? Het uitoefenen van land- en tuinbouw heeft per definitie effecten op de directe omgeving en de biodiversiteit. Maar het gaat erom welke effecten je al dan niet acceptabel acht en hoe je daarin de juiste balans vindt."

Wouter geeft nog een voorbeeld. "In het streven naar een gezonde bodem en behoud van biodiversiteit is veel te zeggen voor niet-kerende grondbewerking. Maar dit staat op gespannen voet met de bestrijding van onkruid. Ploegen (kerende grondbewerking) werkt uitstekend tegen onkruid. Wil je niet-kerende grondbewerking stimuleren, bied telers dan voldoende tools om onkruid in de rij goed te bestrijden. En waarom zouden gewasbeschermingsmiddelen niet één van die tools kunnen zijn?"

'Ruim baan voor vernieuwing'

Bij het vinden van de gewenste balans moeten we alles uit de kast halen, stelt Wouter. "Denk daarbij aan preventie, resistente rassen (al dan niet met behulp van nieuwe veredelingstechnieken), aangepaste zaai- en plantsystemen, functionele biodiversiteit, beslissingsondersteunende systemen (BOS), biorationals, biostimulanten, gesynthetiseerde gewasbeschermingsmiddelen, precisie-spuittechnieken en digitalisering. Als CropLife NL pleiten we er voortdurend voor om vernieuwing ruim baan te geven, onder meer door aanpassing van wet- en regelgeving en optimalisatie van het toelatingsproces."

Definitie duurzame land- en tuinbouw

De transitie naar een duurzame land- en tuinbouw is een belangrijk thema voor de commissie Public & Governmental Affairs van CropLife NL. "Het lastige is dat er in onze omgeving verschillend wordt gedacht over de definitie van duurzame land- en tuinbouw. Maar in de kern is het doel van duurzame land- en tuinbouw dat er geen uitputting plaatsvindt en ook geen onomkeerbare negatieve effecten op de omgeving. In feite is de Nederlandse land- en tuinbouw al erg duurzaam, zeker in vergelijking met andere landen. Wel is er nog winst te behalen op het gebied van emissies, onder meer van gewasbeschermingsmiddelen. Maar daar wordt hard aan gewerkt, zoals ook is afgesproken in de Toekomstvisie gewasbescherming 2030."

Biologische en gesynthetiseerde gewas­beschermings­middelen

De gewasbeschermingsbedrijven dragen direct bij aan de verduurzaming, door nadrukkelijk aandacht te geven aan de ontwikkeling van biologische en laag-risico middelen en ook biostimulanten.

Wouter illustreert met een voorbeeld. "Sommige oplossingen worden door de natuur zelf aangereikt. Bijvoorbeeld feromoonverwarring, dat wordt ingezet tegen schadelijke insecten. Feromonen zijn lokstoffen die vrouwelijke insecten verspreiden als ze paringsrijp zijn. Feromoonverwarring blijkt zeer effectief tegen bijvoorbeeld de fruitmot in boomgaarden. Via verdampers wordt een wolk van het feromoon verspreid in de boomgaard, waardoor de mannelijke fruitmotten de vrouwelijke motten niet kunnen vinden en er geen paring plaatsvindt."

Het mooie hiervan is dat het plaatsspecifiek wordt toegepast en gericht is op één soort. "Dat soortspecifieke maakt ook dat dit type toepassingen relatief veilig is en dat is het over het algemeen ook. Maar zoals bij alles zijn er ook weer uitzonderingen, want inmiddels is er ook een specifiek feromoon niet als laag-risico geclassificeerd."

Uiteraard gaat de ontwikkeling van gesynthetiseerde gewasbeschermingsmiddelen gewoon door. "Al wordt het wel moeilijker om aan de steeds strenger wordende criteria te voldoen. Bovendien stagneert de vernieuwing door de vertraagde toelatingsprocessen. Naast de gangbare en groene middelen, werken de bedrijven aan precisie-spuittechnieken en verdergaande digitalisering."

Data en artificial intelligence

Wouter Bulk ziet veel kansen in de groeiende hoeveelheid data die beschikbaar komt, die in combinatie met artificial intelligence kan bijdragen aan verduurzaming. "Wageningen UR heeft onlangs aangegeven dat de huidige robots inmiddels 60 procent van de onkruiden herkennen. In het kiemstadium zijn herbiciden een zeer efficiënte tool, maar in een latere groeifase van het onkruid zou je juist kunnen werken met deze nieuwe robots. Dit is een mooi voorbeeld van geïntegreerde gewasbescherming, waarbij wetenschap en techniek ons te hulp schieten en waarin de ontwikkelingen steeds verder gaan. De politiek zou dergelijke ontwikkelingen meer moeten steunen."

Toepassing biologische middelen luistert nauwer

In het aanbod van gewasbeschermings­middelen hebben biologische middelen een steeds groter aandeel. "De gewas­beschermingsbedrijven zijn volop bezig met het ontwikkelen van deze middelen", zegt Wouter Bulk. "Ze bieden veel mogelijkheden. Maar voor het bereiken van het optimale effect, luistert de toepassing ervan nauwer."

Hij illustreert met een voorbeeld. "Neem insecticiden. Een aantal traditionele chemische insecticiden werkt systemisch. Dat wil zeggen dat het middel door de plant wordt opgenomen. Daarmee worden alle insecten bestreden die aan de plant vreten. Met een biologische insecticide daarentegen moet je het insect rechtstreeks raken."

En dat is veel moeilijker. "Je moet weten hoe het insect zich gedraagt, hoe het zich over de plant beweegt, en onder welke omstandigheden. Het geldt voor veel biologische middelen dat we bij de ontwikkeling ook kijken naar de meest effectieve manier van toepassen: op welk tijdstip, onder welke omstandigheden, met welke techniek. En hoe je deze middelen het beste kunt integreren in het totale pakket van middelen en maatregelen. Daarom doen wij ook veel onderzoek naar de optimale toepassingen. We krijgen na de toelating regelmatig feedback hierover van telers. Dat vinden we ook belangrijk."

Wantrouwen ten aanzien van instituties

Wouter Bulk noemt een belangrijk punt van zorg: "Ik proef in de samenleving en politiek wantrouwen ten aanzien van diverse instituties. Dat betreft onder meer het Ctgb, dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de toelatingsbeoordeling van gewasbeschermingsmiddelen. Dit wantrouwen naar het Ctgb wordt gevoed door uitkomsten van doorlopen processen, die sommige mensen niet bevallen."

We zien een vreemde situatie: "Het Ctgb laat middelen toe, op basis van een wetenschappelijke en wettelijk vastgelegde beoordeling van de risico's. En vervolgens kiest de politiek ervoor om het gebruik ervan te willen verbieden. Dit zie je onder meer terug in het voorgestelde verbod op het gebruik buiten de landbouw. Het is zonde dat men dan is aangewezen op middelen of methodieken waarvan de risico's niet expliciet zijn beoordeeld."

Voortgang Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie gewasbescherming 2030

Hoe staat het met de voortgang van het Uitvoeringsprogramma van de Toekomstvisie gewasbescherming 2030? "Procesmatig begint het op stoom te komen", constateert Wouter. "Het was voor de betrokken partijen zoeken naar een goede regievoering. En het blijft belangrijk om alle partijen aan boord te houden. De opgaven die er liggen, zijn ook niet gemakkelijk. Maar ik proef een grote bereidheid bij de partners om de schouders eronder te zetten, waaronder uiteraard ook wijzelf: CropLife NL en onze deelnemers."

Intussen zijn er mooie ontwikkelingen die bijdragen aan de doelstellingen. "Bijvoorbeeld de introductie van het gesloten vulsysteem easyconnect. Hiermee kunnen gebruikers van gewasbeschermingsmiddelen de spuittank vullen zonder risico op morsen. Dat is veiliger voor de gebruiker en voor het milieu. De gewasbeschermingsbedrijven investeren in dit systeem en dit kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verder verminderen van de emissies. Ook is er inmiddels een project gestart om laag-risico middelen een impuls te geven."

Het gesloten vulsysteem easyconnect: vullen zonder risico op morsen.

Spannende tijden, maar ook vertrouwen

Zoals eerder aangegeven, is het Nederlandse gewasbeschermingsbeleid vastgelegd in de Toekomstvisie gewasbescherming 2030 en het daarbij behorende Uitvoeringsprogramma. CropLife NL steunt dit beleid. En aan de projecten uit het programma wordt door alle partijen hard gewerkt.

Intussen is een grote discussie gaande in de land- en tuinbouw over stikstof, energieprijzen, personeel, klimaat en biodiversiteit. Ook liggen er inmiddels een Europese concept-verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen en een Farm to Fork strategie met reductiedoelstellingen voor gewasbeschermingsmiddelen.

Wouter Bulk ziet dat het spannende en uitdagende tijden zijn. Maar betrokkenen in het grotere debat over gewasbescherming hebben elkaar altijd weten te vinden en hebben de dialoog steeds open weten te houden. "Als CropLife NL hebben we er vertrouwen in dat de betrokken partijen dit nu en in de toekomst blijven doen."

'Als CropLife NL pleiten we er voortdurend voor om vernieuwing ruim baan te geven'